Actueel

God, iets of niets?

Het religieuze landschap van Nederland is sterk veranderd. Kerken stromen leeg, maar mensen noemen zich nog steeds religieus. Wat geloven zij? Waarom hebben ze de kerk verlaten?

 

In God, iets of niets? laat Taede Smedes zien dat er een paradigmaverschuiving aan komt. Het oude godsbeeld, dat we hebben sinds de Verlichting, raakt steeds meer in verval. In het publieke debat trekken de zogenaamde nieuwe atheïsten nog fel van leer tegen dit beeld. Het wordt nog zwak verdedigd, maar dat geluid is niet echt overtuigend.

2016-0913-taedeDaarvoor in de plaats komen nieuwe vormen van geloof. Mensen blijven zich religieus noemen, maar zoeken het religieuze niet zo zeer in de kerk, maar bijvoorbeeld in de natuur, of ze zijn religieus zonder een god te aanvaarden. Elementen uit verschillende tradities worden met elkaar gecombineerd.

Taede Smedes laat zien dat het veranderde religieuze landschap vraagt om een andere benadering van geloof in Nederland. De categorieën van ‘gelovig’ en ‘ongelovig’ zijn niet langer bruikbaar.

God, iets of niets? is uitgegeven bij Amsterdam University Press.

 

Boekgegevens:
Auteur: Taede Smedes | Titel: God, iets of niets? | Uitgeverij: Amsterdam University Press |
ISBN: 9789462983137 | Ook verkrijgbaar als e-book (pdf of epub) | Prijs: € 19,95 (e-book € 9,95)

Manuela Kalsky naar Washington DC

DSTS-directeur Manuela Kalsky neemt van 20 t/m 23 september deel aan de President’s Interfaith and Community Service Campus Challenge in Washington DC. Deze jaarlijkse conferentie werd in 2011 in het leven geroepen door de Amerikaanse president Obama.

 

Manuela Kalsky presenteert op deze conferentie haar onderzoek en het Nieuwwij-project in een internationaal panel over het leggen van verbindingen tussen niet-religieuze en religieuze peacebuilders. Ook maakt zij deel uit van het International Higher Education Interfaith Leadership Forum, georganiseerd door Georgetown University in Washington DC voorafgaand aan de Campus Challenge.

Voor meer info:
https://berkleycenter.georgetown.edu/subprojects/international-higher-education-interfaith-leadership-forum
http://www.gallaudet.edu/news/interfaith-campus-challenge.html

Bij de soepbus leeft het Evangelie

Ik sta midden in de koopgoot van Rotterdam. Net ben ik uit de metro gestapt en tussen al deze winkels zoek ik mijn weg naar Het Steiger, het dominicanenklooster in Rotterdam. Ik ben gedesoriënteerd en vraag de weg aan een marktkoopvrouw. Ze zegt me door te lopen totdat ik de gele kubuswoningen zie en dan af te slaan naar de Blaak. Vanaf de Blaak hoop ik zelf weer de weg te vinden. Terwijl ik vertwijfeld doorloop, zie ik opeens in de verte een straatnaambordje met ‘Hang’ erop. Licht in de duisternis, dat pad moet ik hebben. En even later sta ik voor de deur van Het Steiger waar ik heb afgesproken met Jan van Duijnhoven, een dominicaan die bekend is bij alle dak- en thuislozen in Rotterdam en die ik jaarlijks in Taizé tegenkom. Een gesprek over zijn reis met God.

 

Door: Tanja van Hummel

Je bent net terug van de Wereldjongerendagen, een internationale ontmoeting van katholieke jongeren die dit keer in Krakau plaatsvond. Hoe was het om daar te zijn?
“Het was voor mij een weerzien. Vijfentwintig jaar geleden, in 1991, waren de Wereldjongerendagen in Czestochowa, Polen. Czestochowa is de pelgrimsplek waar de Zwarte Madonna, een Maria-iJan van Duijnhoven op de WJDcoon, wordt aanbeden. Met een aantal jongeren die ik toen heb leren kennen, heb ik nog altijd contact. Dit was een mooie gelegenheid om hen op te zoeken.

Ik heb een paar dagen in hun families en hun parochies meegeleefd. Daarna heb ik nog een week in Krakau doorgebracht. Het dominicanenklooster daar zat helemaal vol met jonge dominicanen en deelnemers aan de ontmoeting. Ik verbleef daarom in een gastgezin. Wat zo mooi is aan deze ontmoeting is dat je ziet dat je als jongere niet alleen bent in het geloof, maar dat je deel uitmaakt van een grote, wereldwijde familie van gelovigen. Dat is zeer bemoedigend.”

Geeft het verblijf in een gastgezin de Wereldjongerendagen een extra verdieping?
“In Polen kennen ze het gezegde: ‘gast in huis is God in huis’. De Polen zijn daardoor zeer gastvrij. Zelf draai ik dit gezegde bij een huiszegening vaak om: ‘dat de bewoners ook een zegen mogen zijn voor de gasten!’

Deze gastvrijheid heeft me diep geraakt. Per bus kwamen we in Krakau aan. De reis verliep niet zo soepel als gehoopt. De bus was verkeerd gereden. Maar toen we eindelijk op plek van bestemming waren, werden we toegezongen door een koor. En dat niet alleen, de koorleden omhelsden ons, terwijl wij vreemden voor elkaar waren, en vroegen gelijk of wij mee wilden zingen. Dat was een zeer hartelijk welkom.

Vervolgens kwamen we in het gastgezin aan. Daar werden we als hun eigen dochters en zonen ontvangen. Ze waren open, hartelijk; ze gaven ons de ruimte en tegelijkertijd voelde je je geborgen.”

Deze ontmoeting doet mij denken aan de Europese ontmoetingen van Taizé, hun etappes van de Pelgrimage van Vertrouwen. In hoeverre komen de Wereldjongerendagen hiermee overeen?
“De Wereldjongerendagen zijn duidelijk beïnvloed door Taizé. De gastvrijheid is een belangrijke waarde van Taizé en die zie je terug op de Wereldjongerendagen.

Toch zijn er ook verschillen. De Wereldjongerendagen staan vooral in het teken van een wereldwijde verbondenheid rond de paus en ook is er op drie ochtenden een catechese. Taizé wil bij de Europese ontmoetingen juist biddend aanwezig zijn bij het dagelijks leven van jongeren. Taizé legt daarbij het accent op verzoening met elkaar.

Een ander verschil is dat je zeker in het verleden vooral vrome, devote jongeren uit Nederland trof op de Wereldjongerendagen. Nu viel me op dat er meer open en frisse jongeren waren, jongeren zoals je ze ook in Taizé treft. Dat zie ik als een positieve verandering. Ik was blij veel jongeren te treffen die ik ken van mijn werk in Rotterdam, Delft en Utrecht.”

Welke betekenis heeft Taizé voor jou?
“Taizé is uitgegroeid tot mijn lievelingsplek. Ik kwam er voor het eerst in 1979 of ’80, ik aarzel, in 1978 deed ik mijn kleine professie bij de dominicanen. Alles in Taizé is een beetje anders dan we hier gewend zijn. In de kerk zit je op de grond, je zingt die typische, meditatieve Taizé-liederen en je hebt intense ontmoetingen met mensen van over de hele wereld. De eerste keer moest ik hier aan wennen, maar dat ging snel. En sindsdien kom ik er ieder jaar.

In Taizé word je dubbel gevoed. De broeders geven goede, interessante bijbelintroducties en hun gebedsdiensten voeden je met gebed en stilte. Voor mij vormen het gebed en de stilte het hart van Taizé. In de stilte en het gebed kan ik afstand nemen van Rotterdam en terugkijken. Ik kon daar mijn verdriet kwijt over de priesterwijding waar ik zo lang op heb moeten wachten. Ik vond er troost en nieuwe inspiratie. Ik heb Taizé wel eens een innerlijke douche genoemd!”

Heb je ooit overwogen om een broeder van Taizé te worden?
“Taizé is een frisse bron en ik heb weleens gedacht ‘ja, het is gemakkelijk om in Taizé in te treden’. Er zijn daar zoveel jonge broeders. Het is zo’n inspirerende omgeving. Bij de dominicanen ben ik een van de jongste, terwijl ook ik al de zestig gepasseerd ben. Bovendien zijn de anderen veel ouder, waardoor ik een generatiekloof ervaar.

Toch heb ik er bewust voor gekozen om dominicaan te worden en te blijven en geen broeder van Taizé. De gemeenschap van Taizé vergelijk ik weleens met een uurwerk. Elke broeder heeft zijn taak in het raderwerk en zolang die taken allemaal worden uitgevoerd, blijft het geheel draaien. Het is best een keurslijf. Bij de dominicanen heb je meer ruimte, meer vrijheid, en daardoor ook meer verantwoordelijkheid. Dat past mij beter.”

Bij frère Roger, de stichter van Taizé, vond je troost en kracht. In 2005 werd hij door een Roemeense vrouw tijdens een gebedsdienst in de kerk van Taizé neergestoken. Welke uitwerking had zijn dood op jou?
“De moord op frère Roger was voor mij een grote schok. De verschrikkelijke dood van fr. Roger vond plaats juist aan het begin van de WFrere Roger van Taizéereldjongerendagen in Keulen. Fr. Roger was te zwak om te gaan en nu gebeurde dit. Ik hoorde het in de Openingsmis in Düsseldorf als mededeling van Kardinaal Kasper. Je houdt het niet voor mogelijk. Wat ik heel moedig vond, is dat de oudste broeder toen gezegd heeft: ‘Frère Roger is gestorven en het enige wat we nu kunnen doen is bidden.’ De hele nacht door!

In Keulen organiseerden de broeders elke dag Taizégebeden. Ondanks de moord op fr. Roger zijn ze in Keulen gebleven tot het einde van de Wereldjongerendagen. Ze bleven hun kerk openstellen. Jongeren wisten de kerk massaal te vinden. Samen met de broeders baden en huilden ze in de kerk. Zijn dood was onbegrijpelijk. Een onschuldig mens was door een geesteszieke vrouw doodgestoken. Wat er in die kerk gebeurde was heel indrukwekkend. Daarna zijn de broeders samen met de jongeren naar Taizé gereden om zijn begrafenis voor te bereiden.

Wat ik heel moedig vond, is dat de broeders bijna direct gezegd hebben: ‘de enige weg om te gaan is de weg van de vergeving’. Dat zij het haar vergaven!

Op de dag van de begrafenis hebben de broeders van Taizé via een bevriende dorpsbewoonster een bos bloemen bij haar in de gevangenis laten brengen. Ook hebben ze aan de groep waar de zij deel van uitmaakte, gevraagd om te blijven. Zo bewandelden ze gezamenlijk de weg van de vergeving, in plaats van de wraak. En de band tussen de jongeren en de broeders is hierdoor alleen maar sterker, hechter en dieper geworden.

Het was jammer dat ik niet naar zijn begrafenis kon, want ik bewaar veel herinneringen aan fr. Roger.”

Je vertelde net dat je in Taizé door het gebed gevoed wordt. Wat is de kracht van het gebed?
“Ik heb altijd de rozenkrans gebeden. Dat gebed biedt mij kracht en troost. Ik kan in dat gebed alles loslaten en de belangrijkste dingen komen naar boven. Sinds ik priester ben (2007), is mijn gebedsleven veranderd. Ik bid nu ook meer het getijdengebed en ben dus veel meer met de psalmen bezig. Ik heb de gewoonte om ’s avonds nog een uur te gaan bidden in de kerk. Op zondag is dat wat vroeger en dan kan ik alleen maar dankbaar zijn voor de mensen die ik heb mogen ontmoeten en dat ik heb mogen preken en voorgaan. Op de een of andere manier kan ik het dan toch in Gods handen leggen.

In Taizé zijn er drie vaste gebedsdiensten op een dag, maar ga ik ook weleens tussendoor in de kerk zitten om te bidden. Ik doe dat vooral als ik me leeg of eenzaam voel, een gevoel dat iedereen in Taizé wel een keertje tijdens de week ervaart. In het gebed doe ik nieuwe inspiratie op en vaak heb ik daarna onverwachte ontmoetingen.”

Waardoor was het een zo’n diep verlangen van je om priester te worden?
“Het verlangen om priester te mogen worden is vanaf mijn kinderjaren en adolescentie voor mij altijd een diepe onderstroom geweest. Soms is dat meer aan de oppervlakte, soms dieper. Het contact met de armen, daklozen, vluchtelingen, drugsgebruikers heeft dit verlangen zeker versterkt. Het is altijd bijzonder om aan hen het evangelie voor te lezen en er iets over te zeggen. Een van de eerste ervaringen met drugsgebruikers was dat ze mij om de zegen vroegen terwijl ik maar een simpele broeder was. Als priester kun je hen meer de zegen geven en een nieuw begin schenken.”

Hoe ben je in het straatpastoraat terecht gekomen?
“In 1984 ben ik als dominicaan in Rotterdam terecht gekomen. Eerst heb ik nog stage gelopen in het Oecumenisch Studentenpastoraat. Via een lokale Taizé-ontmoeting om plekken van hoop te bezoeken, kwam ik voor het eerst bij de Zusters van Moeder Teresa. En die band is eigenlijk alleen maar gegroeid en sterker geworden. Ik vond het bijzonder om daar als student het evangelie te mogen voorlezen want voor velen was het ‘leven of dood’. Dus het was daadwerkelijk een ‘levend’ evangelie.”

Wat heb je binnen het straatpastoraat allemaal gedaan?
“In 1988 na de afronding van mijn theologiestudie kwam ik in de Pauluskerk terecht. Mijn medebroeders zeiden: ‘Naar de missie zien wij niet zo zitten, kijk maar wat je in Rotterdam kan doen.’ Ik had al contact met de Pauluskerk en met de Zusters van Moeder Theresa, dus heb ik daar voor werk aangeklopt. Gaandeweg is door dominee Hans Visser voor mijn werkzaamheden een aparte stichting opgezet: Straatpastoraat. Nu terugkijkend zou je kunnen zeggen dat ik toen een pionierende straatpastor was.

Een van de eerste initiatieven was het Kerkcafé. Later is het broodpastoraat gekomen en dat is later uitgegroeid tot de Voedselbank.

In het begin heb ik veel op Perron Nul gewerkt, een plek bij Rotterdam CS waar drugsverslaafden zich ophielden. Het brood dat ik uitdeelde heeft heel verzoenend gewerkt, maar ik moest ook vaak vredestichter zijn. Toen Perron Nul gesloten werd, is de Straatkrant opgericht. Dit was min of meer mijn geesteskindje. Ik zocht namelijk naar een structurele oplossing voor de daklozen. Ik wilde ze liever een vishengel dan een vis geven. Met de Straatkrant hebben ze hun waardigheid kunnen terugwinnen.

In april 1997 is daar eigenlijk een abrupt einde aan gekomen – ik had het zo ongelofelijk naar mijn zin in de Pauluskerk en toen werd ik overgeplaatst naar Venlo, een bejaardenhuis. Daar hadden ze wat jonge mensen nodig. Met de belofte van een priesterwijding!

Uiteindelijk heb ik dit positief opgepakt. In Venlo ben ik de Limburgse Straatkant begonnen, organiseerde ik een wekelijkse maaltijd voor de armen en zette een Taizé-gebed op in de Jongerenkerk. De laatste twee bestaan nog steeds.

Na een paar jaar kwam ik weer terug in Rotterdam; het mooie klooster in Venlo hebben ze verkocht. Van de orde mocht ik niet mijn oude werk in Rotterdam oppakken. Ze stuurden me naar Utrecht om te werken. In Utrecht ben ik uiteindelijk tot priester gewijd.

En nu ben ik sinds 2009 drie keer in de week bij de zusters van Moeder Teresa en ontmoet ik de meeste zwervers van Rotterdam bij de soepbus van het Leger des Heils. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan! Daar zie ik het evangelie geleefd worden. Ik luister naar hun verhalen en geef ze de zegen als ze daarom vragen. Voor de volledigheid vermeld ik dat ik ook assistent priester voor liturgie en pastoraat ben in de tien parochies van Rotterdam Rechter Maasoever. Maar ik ben en blijf toch steeds verbonden met de noden van de moderne stad. Met dank!”

Tanja van Hummel is filosoof en stafmedewerker bij het DSTS.

Multireligieuze bricolage-ritualiteit

Dit voorjaar verscheen de vijfde editie van God in Nederland, het grote tienjaarlijkse onderzoek naar christelijk geloof, spiritualiteit en zingeving in ons land.

 

Het onderzoek biedt opmerkelijke cijfers, niet alleen over christendom en nieuwe spiritualiteit in het algemeen, maar ook specifiek over traditionele en nieuwe rituelen. Hoe kunnen de kerken zich daartoe verhouden? DSTS-onderzoeker André van der Braak schreef hierover in het juli-nummer Laetare, tijdschrift voor liturgie en kerkmuziek.

Lees het artikel hier.

De non en het meisje: een bijzondere dominicaanse vriendschap

Moslims versus Joden. Atheïsten tegenover gelovigen. De oude tegen de jonge generatie. De alleskunner versus de kreupele. Onbewust denken we hierbij aan groepen die tegenover elkaar staan. Onbewust houden we wat meer afstand tot elkaar. Totdat we elkaar echt leren kennen. Dan stappen we de drempel wel over. En bij sommigen bloeit er zelfs een prachtige vriendschap op. Kunnen deze vriendschappen een brug slaan voor hen die nog afstand houden? Deze keer de non en het meisje: Holkje van der Veer OP en ik, Tanja van Hummel. Voor de buitenwereld een bijzonder stel. Een non, gehandicapt, en een meisje (ondertussen jonge vrouw); een leeftijdsverschil van zo’n 25 jaar. Maar voor onszelf? “Je vergeet ‘non’.” “O ja, dat is waar ook. Vergeten. Zo vanzelfsprekend.” En zo geldt dat ook voor de beperkingen van Holkje en voor de jeugdigheid van mij. Wat maakt dat wij bevriend zijn? En die verschillen? Doen die er toe?

 

Door: Tanja van Hummel

We lopen samen door de Intratuin. We zijn op zoek naar planten voor mijn balkon, een verlaat verjaardagscadeautje. Holkje heeft al jaren planten op haar balkon en komt vaker bij de Intratuin dan ik. Wat is het fijn dat ze me helpt. Natuurlijk mag ik zelf kiezen, maar er is zoveel keus! En wat groeit er nu goed op een balkonnetje?

Daarna rijden we richting mijn2016-0613-non-en-meisje flat, maar we moeten nog even tanken en door de wasstraat. Autolol. Voor het eerst rij ik in Holkjes auto. Geweldig! Wat rijdt die auto fijn. Ik zit te genieten achter het stuur. En Holkje zit ondertussen te genieten van de omgeving totdat we de afslag naar de snelweg pakken. Ze begint te gillen van schrik. “Je rijdt door ROOD!” “Nee, joh, het was hartstikke groen. Geen idee waarom die auto voor groen bleef stilstaan.” “Echt?! O…, het hart zat me in de keel.” “Ja, maar vertrouw me maar. Ik weet wat ik doe.” “Ja, dat moet ook wel als instructeur. Je hebt toch een voorbeeldfunctie.”
We tuffen door naar de benzinepomp. Tja, daar staan we dan. We krijgen allebei de dop van de tank niet opengedraaid. Wat te doen? “We hebben een sterk mannetje nodig,” constateer ik. “Waar halen we die vandaan?” vraagt Holkje. “Euh, garage?” Ik loop de garage in. Een paar mannen in overal zijn daar aan het werk. “Hoi. Ik zoek een sterke man. Wie wil me helpen?” zeg ik op mijn vrouwelijkst. De leukste van de twee komt naar me toe en met veel gelach heen en weer draait hij de tankdop open. Als hij weg is, kijken Holkje en ik elkaar aan. “Tja, zo doe je dat dus als vrouw.” “Weer een mooi verhaal voor de rijschool.”

Die avond staan we samen in Holkjes keuken. “Haal de groentela er maar uit. Dit kan er in, dat kan er in.” “Dat wordt vast een lekkere salade.” “O, hier heb ik nog kleine blikjes. Kidneybonen. Kunnen die er nog bij?” “Ja, goed idee.” Even later staat er een heerlijke salade op tafel. En dan komen we toch eens tot de kern van dit artikel. Wat vriendschap is en hoe wij onze relatie zien, dat bespreken we niet dagelijks.
“Vriendschap. Wat verstaan we daaronder?” werpt Holkje op tafel. Ze geeft zelf antwoord: “Ik denk dat je pas vrienden kunt zijn als er iets te halen valt bij de ander. Bij jou is dat de religieuze zoektocht. Ik heb gezien hoe belangrijk het geloof voor je is en hoe je daarin stappen zette. Ik moedigde je aan om naar Taizé te gaan. Ieder moet die reis op zijn eigen manier doen. Ik hoop dat ik je daarbij heb kunnen begeleiden.” “Ja, zeker wel,”antwoord ik, “het was fijn om jouw verhalen te horen. Over hoe jij die zoektocht zelf hebt aangepakt.” “Door die religieuze zoektocht zijn we met elkaar bevriend. De basis van onze relatie is de diepste levensexistentie.”

“Ik hanteer een andere vriendschapsdefinitie; die van Aristoteles. Vriendschap is dat je elkaar het beste toewenst en dat we dat van elkaar weten. Daarnaast onderscheidt hij drie soorten van vriendschap. De netwerkvrienden, die elkaar aan een job helpen. Maatjes, die bijvoorbeeld alleen samen muziek maken of voetballen. En echte vrienden, die het innerlijkste met elkaar kunnen delen.” “Ja, volgens die definitie zijn we bevriend op dat laatste niveau. Levensexistentie, de diepste vragen over religie en de plek die je daaraan wilt geven, dat gaat diep.”

“Maar hoe dan ook, om op dat niveau te komen, moet je elkaar wel ergens tegenkomen. Wanneer hebben we elkaar leren kennen?” vraagt Holkje. “Toen jij in Nijmegen kwam wonen,” antwoord ik. “Ja, van Zwolle werd ik in Nijmegen gedropt. Ik moest het leven opnieuw opbouwen. Het is dan bijzonder fijn als iemand je huis binnenvalt. De kleuren van jouw wereld kleurden ook mijn wereld. Je gaf me een gevoel van eigenwaarde: ‘iemand komt naar me toe; blijkbaar ben ik interessant genoeg’. En je gaf afleiding. Ik kon serieus met je meedenken waardoor de wereld groter werd dan mijn ‘ik’. Ik heb je toch op het idee gebracht om in Huissen te gaan wonen?”

Holkje gaat verder: “Je bent een goede, snelle en mooie denker. Je schudt mijn hersenen los. Maar vaak ga je te snel voor mij. Ik kan mij een fietstochtje herinneren. Je leeft in zo’n hoog tempo. Je doet de dingen snel en efficiënt.” “Ja, dat is mijn kracht en mijn valkuil. Ik weet dat mijn denken en snelheid soms bewondering opwekt, maar op de basisschool werd ik hierom gepest.” “Soms kan ik er onzeker van worden. Maar daarom is het zo leuk om met je te rummikuppen. Daarbij kan ik van je winnen. Dat herstelt het evenwicht.”

“En ik vind het zo heerlijk dat ik bij jou gewoon kan zijn. Ik waardeer je levenservaring. Ik leer veel van je. Dat leeftijdsverschil zie ik als een voordeel.” “Ach, dat leeftijdsverschil. Binnen de orde van de dominicanen hebben we een heel andere tijdsspanne. Daar ben ik maar één generatie boven jou.” “Dat is niets.”

“We vinden elkaar op de religieuze snaar,” zegt Holkje, “daar moeten we wat mee in het leven. Je gaat daarbij je eigen weg, een eenzame weg waarbij je tegen de stroom ingaat. Dat herkennen we bij elkaar en daarin kunnen we elkaar steunen. Toch zie ik je niet als een vriendin. Het lijkt dieper te gaan. Ik kan je in mijn huis hebben, je bent welkom om hier te logeren. Ik vertrouw je, ik kan zelfs op je mopperen zonder dat dat onze relatie schaad. Het is bijna als familie, dat je mijn kleinere zusje bent.”

Vriendschap. Het is moeilijk te definiëren. Helemaal moeilijk is het dan te zeggen dat dit een bijzondere vriendschap is. Bijzonder is het misschien omdat we elkaar vinden op de religieuze snaar. Maar bijzonder is het niet vanwege het leeftijdsverschil of vanwege de beperking van Holkje. Daar kijken wij aan voorbij.

Tanja van Hummel is filosoof, stafmedewerker bij het DSTS en rijinstructeur-in-opleiding.

Boeddhistische christen

Kan een boeddhist christen worden? Kan een christen boeddhist zijn? Hoe ziet dat er dan uit? André van der Braak, stafmedewerker van het DSTS en hoogleraar boeddhistische filosofie in dialoog met andere levensbeschouwelijke tradities aan de VU, beantwoordde deze vragen door te vertellen over pater Oshida. Oshida, geboren in Japan en opgegroeid binnen de boeddhistische traditie, bekeerde zich tot het christendom, trad in bij de Dominicanen in Canada, maar keerde terug naar Japan. Is Oshida een mrb’er, een persoon die meerdere religieuze bindingen aangaat? Dit is een verslag van Van der Braaks lezing die hij gaf in het Dominicanenklooster Huissen op zaterdag 4 juni.

Door: Tanja van Hummel

 

Oshida (1922) groeide op in Japan en zoals in Nederland kinderen worden meegenomen naar de kerk, zo ging de kleine Oshida mee met zijn vader naar zenmeditatie. Voor hem was het boeddhisme net zo gewoon, als voor een Brabander het katholicisme, of net zo gewoon als rijst eten met stokjes.

OshidaToen Oshida begin twintig was, ontmoette hij de jezuïet Hoybers. Deze man maakte diepe indruk op Oshida: “In hem ontmoette ik voor het eerst een echt spiritueel mens, een vrij man in wie ik Christus voelde.” Dit doet Oshida besluiten om in Canada theologie te gaan studeren. Canada was een voor de hand liggende keuze, omdat dit land Japan als missiegebied had.

Oshida verdrinkt bijna als hij 26 jaar is. Deze ingrijpende gebeurtenis doet hem besluiten in te treden in het klooster van de dominicanen. Doordat hij bijna verdronken was, hebben zijn longen echter blijvende schade opgelopen en is het kloosterleven te zwaar voor hem. Hij besluit terug te keren naar Japan en gaat als kluizenaar leven. Er komen volgelingen naar hem toe. Hierdoor en door de reizen die hij gemaakt heeft, is zijn gedachtegoed over de wereld verspreid geraakt.

Pater Oshida combineerde zen en christendom met elkaar. Is hij hierdoor een mrb’er, een persoon met meerdere religieuze bindingen? Hijzelf zegt: “Ik ben een boeddhist die christus heeft ontmoet.” Het lijkt dus alsof hij een mrb’er is. Maar als we nader inzoomen, blijkt het toch anders te zijn.

Pater Oshida beperkt het boeddhisme tot zenbeoefening. Zen is meditatie en pater Oshida ziet het als een instrument om de werkelijkheid direct te ervaren. Die werkelijkheid ziet hij als de openbaring van Christus. Christenen kijken naar deze werkelijkheid vanuit het christelijke perspectief dat gevormd wordt door de christelijke verhalen, rituelen, waarden en normen. Maar pater Oshida bekijkt die werkelijkheid, de openbaring van Christus, ook vanuit boeddhistisch perspectief.

Voor ons klink het vreemd om de christelijke openbaring te beschouwen vanuit zen, maar voor pater Oshida was het volkomen normaal. Hij zegt: “Het boeddhisme heeft niet het alleenrecht op zen. Het christendom heeft niet het alleenrecht op Jezus.” Maar kunnen we alle religies dan op één hoop gooien? Kan een christen zonder problemen een boeddhist zijn?

Volgens pater Oshida stellen we hier de verkeerde vraag. Religies kunnen we niet op één hoop gooien, maar we kunnen ze wel beschouwen als allemaal wegen die ons leiden naar het Onnoembare, God, of wat Oshida de openbaring van Christus noemt. Pater Oshida raadt ons aan om ons te houden aan één traditie, de traditie die ons het meest vertrouwd is. En om via die traditie door te dringen tot het Onnoembare. Oshida zelf koos de traditie van het christendom om tot dit niveau door te dringen. Hij was echter zo vertrouwd met zen, dat het voor hem een logische stap was om zen in te zetten als een instrument om dichter bij het Onnoembare te komen.

Er is nog een reden waarom pater Oshida relishoppen en doe-het-zelf-religie afwijst. Dit heeft te maken met Oshida’s opvatting dat je God dient te volgen en dat het dus niet aan ons is om het leven te bepalen. Als we dat wel zelf doen, snijden we het contact met God af. Oshida leeft echter vanuit het besef dat God ons zal geven wat we nodig hebben.

Hoewel Oshida dus het christendom combineert met zen, kunnen we hem geen mrb’er noemen. Hij is niet tegelijkertijd christen en boeddhist. Hij noemt zich echt een christen die zen gebruikt om dichter bij God te komen.

BezoekersOm bij God te komen, moeten we de stilte ingaan. God werkt in de stilte. Tegelijkertijd is ook het Woord, de Bijbel, erg belangrijk. Dit is paradoxaal. Het woord doorbreekt de stilte, maar beide hebben we nodig. Maar het is paradoxaal voor ons, niet voor Oshida. Het is paradoxaal omdat wij, westerlingen, woorden opvatten als verwijzers naar de wereld die daarmee de wereld aan ons zicht onttrekken. In het Oosten zijn woorden echter de gereedschappen om de weg in de wereld te vinden. Woorden versluieren de wereld niet, maar ontsluiten de wereld.

De werking van woorden heeft Oshida gevat in “the mystery of the word”. Hij onderscheidt drie niveaus waarop woorden werkzaam kunnen zijn. Het laagste niveau wordt gevormd door de papagaaiwoorden. Dit zijn woorden die we zonder nadenken gebruiken, napapagaaien. In de politiek en de media zie je dit veel gebeuren. We spreken over vrijheid van meningsuiting zowel als iemand de ander de huid vol scheldt, als wanneer iemand klokkenluider is. Wat verstaan we onder vrijheid van meningsuiting? Hier wordt op dit niveau niet over nagedacht.

Het tweede niveau is het niveau van de ideeën en concepten. Deze woorden gebruiken we om de wereld te labelen. Het is onze manier om grip op de wereld te hebben. Maar daarmee fixeren we de wereld en onszelf. Als we vast komen te zitten in ideologieën en niet meer open staan voor andere opvattingen, worden we onuitstaanbaar voor elkaar en liggen ruzies en oorlogen op de loer.

Het laatste niveau ziet woorden als een gebeuren. We moeten het dan eigenlijk met een hoofdletter schrijven: Woorden. Deze Woorden komen van God, of Boeddhanatuur, en doortrekken de hele wereld. Maar deze Woorden kunnen we alleen horen als we stil worden, als we onze eigen woorden, de ideeën, loslaten.

Eerder zei Oshida al dat we God moeten volgen. Met deze theorie van “the mystery of the words” wordt duidelijker wat Oshida hiermee bedoelt. In de stilte hoor je de roep van God en van jezelf. Hier moeten we aan gehoorzamen en niet aan de ideeën, concepten opgelegd door instituties. Het gaat om het contact met de dieptestructuur, het Onnoembare.

Dat contact met de dieptestructuur noemt hij een ‘woordontmoeting’. In deze woordontmoeting is er geen onderscheid meer tussen ons en God, want we smelten samen, zoals een man en vrouw een worden door het huwelijk. De spirituele weg is dus een weg van stilte en aandachtig luisteren. Zen en de Bijbel kunnen allebei hierbij helpen.

Het was een interessante lezing waar zowel de mensen met een boeddhistische achtergrond als de christelijke aanwezigen aandachtig naar luisterden. In de discussie vulden beide stromingen elkaar aan waardoor beide tradities verder geopenbaard werden. De middag sloten we af met een moment stilte waarin we allen af konden zakken naar de universele dieptestructuur.

Tanja van Hummel is stafmedewerker van het DSTS en redacteur van Nieuwwij.nl.