Onmetelijke rijkdom

Het goede leven voor allen. Vanuit Dominicaans-theologisch en interreligieus perspectief gaat het DSTS op zoek naar ingrediënten die nodig zijn voor dit leven. In deze serie ‘Het goede leven voor allen’ komen verschillende mensen uit de dominicaanse beweging aan het woord. Wat zijn hun smaakmakers? Ben Vocking OP, jarenlang werkzaam geweest in Peru en Puerto Rico en daarna in de Surinaamse parochie in Rotterdam: “Het is voor ons mensen noodzakelijk dat we op elkaar betrokken zijn en elkaar dragen. Dan krijgen we een rijkdom die onmetelijk is.”

Wat versta jij onder het goede leven voor allen?
“Een aantal jaren heb ik in een Peruaans dorp gewoond. In dit gebied groeide de coca zeer goed. Verschillende dorpsbewoners gingen in de cocateelt. Van de coca maakten ze een pasta, de eerste stap in de productie van cocaïne. Zo werd er goud geld verdiend. Maar het dorp stortte in. De sociale cohesie raakte zoek. Het ging alleen nog maar om geld, geld, geld en nog eens geld.

Bewonderenswaardig vind ik dat een aantal mensen niet meeging in die geldhonger. Onder deze mensen was de familie Vergaray-Gil. Dat is echt een gouden familie. Ze zijn zeer betrokken op elkaar, maar ook op anderen. Ik ben al lang weg uit Peru, maar met hen heb ik nog steeds contact. En zo ook met Sofía Zavaleta-Díaz.

Voor mij is het goede leven niet het leven waarin je materiële rijkdom hebt, maar een leven dat rijk is aan mensen die van je houden, je waarderen en belangstelling voor je hebben en dat vice versa. Het gaat erom dat we ervaren er niet alleen voor te staan, maar over en weer delen en gedragen worden.”

Hoe geef je in je eigen leven hier vorm aan?
“Ik grap wel eens dat ze me tot president van Eritrea kunnen maken. Ik geef taalles en momenteel komen daar bijna alleen maar Eritreeërs. In augustus verzorg ik een zomercursus waar de hele club komt. Waarom? Ik denk dat ze het prettig vinden iets te doen te hebben en dat ze het fijn vinden elkaar te ontmoeten. Halverwege de les is er een pauze en dan wordt er heel wat afgepraat.

Zelf heb ik op mijn 28ste Spaans moeten leren. En toen ik Engels leerde, mocht er bij die cursus geen woord in een andere taal gezegd worden. Ik weet daardoor wat ze door moeten maken. Voor sommigen is het echt een opgave om de taal te leren (dat heeft uiteraard ook te maken met hun vooropleiding). Ach, ik doe dit werk graag.

Naast de taallessen doe ik nog tal van andere dingen, zoals deelnemen aan de maandelijkse wake bij het uitzetcentrum voor uitgeprocedeerde asielzoekers achter het vliegveld van Rotterdam. Ik doe wat in mijn macht ligt om mensen die vergeten worden te ondersteunen.”

Hoe zou de samenleving hier vorm aan kunnen geven?
“Ik ga om met mensen die in de verdrukking zitten. Dat bepaalt mijn politieke kijk. Ik ben betalend lid van GroenLinks. Vrienden grappen dat ik beter SP’er had kunnen worden, maar ik vind het vluchtelingenstandpunt van GroenLinks goed.

Wat mij van het hart moet, maar waar ik ook kritiek op krijg, is dat ik niet geloof in het verschil tussen politieke en economische vluchtelingen. Dat je vlucht, omdat je geen uitzicht hebt op werk, op een woning en levensonderhoud, kan ik heel goed begrijpen.

Maar hoe moeten we met de vluchtelingen omgaan? Ik vind het vanzelfsprekend dat vluchtelingen uit Eritrea en Syrië hier opgevangen worden. De mensen uit Eritrea krijgen een verblijfsvergunning die vijf jaar geldig is. In die tijd moeten zij het inburgeringsexamen maken. Dat is heel ingewikkeld. Ik ben blij dat hier langzaamaan meer kritiek op komt. Pas als ze slagen kunnen ze het Nederlanderschap aanvragen.

En dan? Wilders heeft (zoals Joris Luyendijk onlangs naar voren bracht) nog weleens gelijk in zijn analyses, maar hij biedt geen enkele oplossing. We komen voor een probleem te staan als er te veel mensen van elders komen. Ik wil vluchtelingen welkom heten, maar ik zit niet te wachten op welke vorm van fanatisme dan ook in de samenleving. Dit is een lastig probleem. De enige manier om dit op te lossen is door met iedereen in de samenleving te praten. We moeten zo met elkaar communiceren dat we belangstelling voor elkaar hebben en elkaar waarderen. Daarin hebben we zelf een rol, maar de overheid net zo goed.

Tanja van Hummel is stafmedewerker van het DSTS.