Religie transformeert, maar verdwijnt niet uit de samenleving

Voor het ‘Theologisch elftal’ interviewde Wolter Huttinga deze zomer DSTS-directeur Manuela Kalsky en  Matthias Smalbrugge. 

De NPO bezuinigt op religieuze programma’s omdat ‘er minder religie is in ons land’. Is dat echt zo, of ziet moderne religie er alleen anders uit? 

Er is minder religie in ons land, dus kan er ook minder religie op tv.’ In zijn column in deze krant, afgelopen zaterdag, noemde Nico de Fijter deze stelling van de publieke omroep, waarmee ze bezuinigingen op religieuze programma’s onderbouwt, een gemankeerde visie op religie en samenleving. Teruglopende cijfers van kerkgang en kerklidmaatschap betekenen volstrekt niet dat de rol van religie is afgenomen. Die rol is echter dynamischer en complexer dan de oude vertrouwde secularisatiebril kan laten zien. Ook iemand die zich atheïst noemt, blijkt er bijvoorbeeld tamelijk specifieke godsbeelden op na te kunnen houden. Anton Dingeman kreeg het maandag niet meer bij elkaar, zoals ongetwijfeld meer lezers. Valt hier nog iets van te begrijpen? Wat is precies die ‘complexere rol’ van religie in de samenleving?

“Je moet heel goed luisteren naar het verhaal achter de statistieken over religie”, zegt Manuela Kalsky, bijzonder hoogleraar op de Edward Schillebeeckx-leerstoel voor Theologie en Samenleving aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. “Een voorbeeld: volgens het meest recente onderzoek ‘God in Nederland’ is 24,5 procent van de Nederlanders lid van een kerk. Daarvan is dan weer 11,7 procent katholiek. Maar als je doorvraagt noemt van die mensen 17 procent zichzelf theïst, 46 procent ietsist, 30 procent agnost en 7 procent nota bene atheïst. Een katholieke atheïst, dat is de omgekeerde versie van wat De Fijter in zijn column noemde: atheïsten die bij nadere inspectie in de God van de Bijbel zeggen te geloven. De oude hokjes en vakjes waarin we gewend waren de maatschappij op te delen zeggen dus weinig meer. In de huidige geïndividualiseerde samenleving is de rol van klassieke instituten sterk afgenomen. Kerken, vakbonden, politieke partijen, ze hebben er allemaal mee te maken. Maar als je vaststelt dat het politieke landschap versplintert, betekent dat toch ook niet automatisch dat we minder politiek zijn geworden? Wat daar geldt, geldt ook voor het religieuze landschap: onze religieuze identiteit is vloeiender geworden. Religie transformeert, maar is niet verdwenen.”

 

Religieus analfabetisme

“Intussen kijken we in Nederland nog altijd naar religie met een negentiende-eeuwse blik” zegt Matthias Smalbrugge, hoogleraar Europese cultuur en christendom aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. “Toen begon het liberale idee te heersen dat religie een privézaak is die enkel en alleen achter de voordeur een rol moet spelen. Dat heeft zo z’n voordelen. Het bevordert immers de vrijheid van een persoonlijke overtuiging, zonder dat een of andere instantie daar macht over uitoefent. En ook verschillende theologische stromingen binnen zowel het katholicisme als het protestantisme gingen mee in die boedelscheiding. Ze gaven daarmee de publieke rol van religie op en stelden zich tevreden met confessionalisme, de gedachte dat geloof iets is dat slechts in de kerk, in de kring van gelovigen een rol speelt. Daar komt het bij ons nog steeds aanwezige frame vandaan: ‘Religie staat gelijk aan kerkbezoek ofwel aan het hebben van zeer specifieke opvattingen over God’. Dat betekende echter wel een breuk met de rol die religie altijd en overal heeft gehad: een publieke, door en door culturele rol. En in die breuk lijken we in Nederland wel uniek te zijn. Dat bleek pijnlijk bij de huwelijksdienst van prins Harry en Meghan. Er was bij de NPO niemand die ook maar iets kon uitleggen over wat daar in die dienst gebeurde. Dat is religieus analfabetisme. In landen als Engeland en Duitsland ­beseffen ze dat religie volop een rol in de samenleving speelt, maar in Nederland staan we op een enorme intellectuele achterstand, omdat we vasthouden aan dat negentiende-eeuwse schema.”

Kalsky: “We geven ‘religieus zijn’ nog altijd een traditionele lading. Als je aan iemand vraagt of hij of zij religieus is, zal diegene doorgaans ‘nee’ zeggen. Ben je mal, met die bizarre sprookjeswereld laat je je als weldenkend mens niet in! Maar vraag je ‘Wat is voor jou waardevol?’, dan krijg je vaak een gesprek dat wel degelijk ook over religieuze waarden gaat. Dan blijken veel mensen bijvoorbeeld compassie te koesteren, gebaseerd op de gulden regel: ‘Behandel anderen zoals je door hen behandeld wilt worden’. Die vind je in alle religies en levensbeschouwingen. Maar als je vraagt: ben je boeddhist? Jood? Christen? Nee, zo zou ik me niet noemen, zeggen dan veel mensen in Nederland. Maar uit die tradities putten en elementen eruit combineren, dat gebeurt volop.”

 

Narratief met bredere strekking

Smalbrugge: “En we lijken wel massaal te zijn vergeten dat vrijwel alle maatschappelijk relevante waarden uit religieuze bron putten. Het idee dat de staat neutraal is bijvoorbeeld, komt niet uit neutrale bron. Dat is een erfenis van het christendom en het belang dat zij hecht aan de waarde van het individu. “Dus zeker, religie is ten dele iets confessioneels, iets waar je ‘in gelooft’, maar is vooral een narratief met een bredere strekking, dat onmisbaar is voor de vorming van een cultuur, voor samenleven, voor moraal.”

Kalsky: “Ik vind dan ook niet dat de taak van de publieke omroep voornamelijk ligt in het ‘afspiegelen van de maatschappij’. Amusement bieden omdat de kijker daar zogenaamd om vraagt? Dat continue ‘opleuken’ van het nieuws maakt de Nederlandse burger er niet slimmer op. De publieke omroep moet wat mij betreft de lat wat hoger leggen. Meer Bildung bieden dan vermaak. In die zin heeft ze een opvoedende taak. En dat gaat verder dan alleen afspiegelen ‘wat er is’. Dan moet je ook ruimte bieden aan de visionaire vraag: Waar willen we naartoe? Wat zijn de problemen die we samen moeten oplossen, hoe kun je die analyseren en hoe kun je daarin een perspectief van hoop bieden?”

Smalbrugge: “Een opvoedende taak vind ik wat ver gaan, maar het is wel veelzeggend hoe binnen het publieke bestel de cultuur én de religie als een geheel blijkbaar gesloopt dienen te ­worden. Nee, een samenleving die religie achter de privédeur wil stoppen, snijdt zichzelf enorm in de vingers. Aan de religieuze kant werkt het mee aan doorgeslagen orthodoxie, radicalisering en sektarisme. De gedachte dat je geloof iets heel eigens is, dat niets met samenleven te maken heeft en zich feitelijk tegenover de maatschappij opstelt. En voor de maatschappij is het ook verlies. Religies die geen maatschappelijk en cultureel narratief mogen bieden ­laten een ontzielde maatschappij achter.”

 

Dit artikel verscheen eerder in Trouw op 20 juli 2018