Theologisch elftal over de maanlanding: Moeten we wel naar Mars?

Een belangrijk resultaat van de ruimterace naar de maan was inzicht over de mens en de aarde. Moeten we nu racen naar Mars, of investeren in ecologische spiritualiteit en eco-theologie?

Trouw Theologisch Elftal
19 juli 2019
Sjoerd Mulder

Aanstaande zondag is het precies vijftig jaar geleden dat de eerste mens op de maan landde. Het was een kleine stap voor Neil Armstrong, maar iedereen leek het erover eens dat het een grote stap was voor de mensheid.

In die tijd waren ruimtereizen omgeven met mystiek en spiritualiteit. Na de landing en nog voordat Armstrong zijn grote kleine stap zette vierde Buzz Aldrin, de tweede man van de Apollo 11, avondmaal in de maanlander, waarvoor hij zakjes met brood en wijn had meegenomen. Tijdens een eerdere verkenningsvlucht had de bemanning van de Apollo 9 in een live-radiouitzending het scheppingsverhaal uit de Bijbel voorgelezen, diep onder de indruk als ze was van de nietigheid van de aarde die ze nu uit de verte zag.

Zulke ruimte-vroomheid is iets van lang vervlogen tijden. Tegenwoordig vinden we vooral dat de ruimtevaart niet te duur moet zijn en nuttige kennis moet opleveren. Wat is er in de tussentijd gebeurd? Is het tijd om een spiritualiteit van de ruimtevaart voor de 21ste eeuw te ontwikkelen en hoe zou die er dan moeten uitzien?

Manuela Kalsky, bijzonder hoogleraar op de Edward Schillebeeckx-leerstoel voor theologie en samenleving aan de VU, wijst op de grote verschillen tussen de jaren zestig en nu: “Vijftig jaar geleden was de mens het centrum van de wereld en geloofden we heilig in de maakbaarheid en vooruitgang van alles. Sindsdien is er veel gebeurd: de val van de Muur, de uitvinding van internet, kerkverlating, de klimaatcrisis. De opkomst van het feminisme: zouden er nu nog steeds drie mannen naar de maan worden gestuurd? Het zijn zulke ingrijpende veranderingen, dat het de vraag oproept wat de uitdaging voor dit moment is. Ik weet niet of dat weer de ruimtevaart moet zijn. Bovendien, die onderneming heeft waanzinnig veel geld gekost. Er waren 400.000 Amerikanen bij betrokken. De vraag is: wat is nu zo urgent dat je daar veel geld en menskracht aan wilt besteden?”

Alain Verheij, schrijvend theoloog en blogger: “Ik geloof niet dat we naar Mars moeten gaan. De maan en Mars, het zijn onherbergzame plekken. Woest en ledig. En daar zouden we dan een utopie moeten opbouwen? De aarde is eigenlijk de beste planeet die we hebben. De mens en de aarde zijn perfect op elkaar afgestemd, zo goed als het maar kan zijn.

“In de Bijbel staat dat hier ooit ook alles woest en ledig was. Maar God maakt groen, er komt een dagritme, een goede atmosfeer. Dat komt allemaal ná dat ‘woest en ledig’. Het idee dat we straks steden op Mars zouden moeten gaan maken betekent eigenlijk dat wij zelf ‘woest en ledig’ willen gaan omvormen tot iets leefbaars, dat wij zelf de steppe zullen laten bloeien. Het heeft iets van hoogmoed: de mens die God voorbij wil streven, maar daarbij de eigen afkomst vergeet. Want die groene planeet die we willen maken, die bestaat al: die is hier beneden.”

Kalsky: “Ik weet niet of het hoogmoed is. De maanreizen hebben wetenschappelijk gezien ook nuttige kennis opgeleverd. Maar de vraag is wel hoe ver je gaat. Naar Mars? Dat kan en ik sluit ook niet uit dat dat gaat gebeuren. Maar waarom? Wetenschap moet geen fetisj worden, het moet het grotere geheel dienen. Ik vind dat het tijd is om ons op andersoortige uitdagingen te richten. Laten we bijvoorbeeld geld steken in het tegengaan van de klimaatverandering en daar een wedloop van maken: welke natie vindt als eerste technologische oplossingen voor dit belangrijke vraagstuk?”

Verheij: “In feite draaide dat ruimtesentiment van de jaren zestig ook helemaal niet om de ruimte. Na misschien wel honderdduizenden jaren geschiedenis zet de mens eindelijk stappen op de maan, maar daar verschoof het perspectief onmiddellijk naar de aarde en werden de astronauten vooral doordrongen van de kwetsbaarheid van de aarde en van de fundamentele lotsverbondenheid van de mensheid.

“Zo bekeken is al ons dromen over wonen op andere planeten ook een vlucht weg van onze verantwoordelijkheid. Dat is wat de theoloog Kester Brewin betoogt in zijn boek ‘Getting High’. Volgens hem zijn alle manieren om ‘high’ te raken, of het nu high van de LSD is of letterlijk de hoogte van de ruimtevaart, pogingen om maar niet naar de grond onder onze voeten te hoeven kijken. Maar, zegt hij, onze verantwoordelijkheid ligt op deze grond, de beste planeet die we hebben. En dat geloof ik ook. Ik zal altijd een theoloog van de planeet aarde willen zijn en niet van de wijdse ruimte.”

Kalsky: “Een paar dagen terug zag ik de documentaire over Apollo 11 en de drie astronauten. Hun ervaringen in de ruimte raakten me. Ze zagen vanuit hun kleine capsule hoe kwetsbaar en klein de aarde is – hun thuis. Ze wisten niet of ze er naar zouden terugkeren. Er kon van alles misgaan. Ervoeren ze wat Rudolf Otto omschrijft als een mysterium tremendum et fascinans, een angstaanjagend en tegelijkertijd fascinerend geheim? Was er huivering voor de leegte, voor het goddelijke? Sommige astronauten zeiden dat ontzagwekkende toen te hebben ervaren.

“Op het hoogtepunt van de technische overwinning werd de kleinheid van de mens onverwacht zichtbaar. Een belangrijk resultaat van die ruimtevaart was dus een inzicht over de mens en de aarde. Hoe alles in verbinding staat met elkaar. In deze tijd moeten we geen spiritualiteit van de ruimtevaart ontwikkelen, maar een ecologische spiritualiteit en een eco-theologie, gericht op het behoud van de aarde. Een scheppings-geörienteerd christendom, misschien wel meer dan een christendom dat om verlossing draait.”

© 2019 de Persgroep Nederland B.V. – alle rechten voorbehouden

Overgenomen uit Trouw, 19 juli 2019, De Verdieping p. 7