Tips voor gelukszoekers

Op 20 februari gaf stafmedewerker Ellen Van Stichel een lezing in het kader van de lezingenreeks ‘Ik voel dus ik ben’, georganiseerd in Den Driehoek in Utrecht. Eerste thema was ‘Vreugde en geluk’. Samen met Anton ten Klooster reflecteerde ze over wat geluk nu eigenlijk is. Een samenvatting van de lezing verscheen op 20 februari als opiniestuk in het Nederlands Dagblad. 

50 procent voor de aanleg van geluk zou genetisch bepaald zijn; 10 procent door persoonlijke omstandigheden en uiterlijke factoren. Blijft er nog 40 procent over om via eigen inspanning gelukkig te worden. Vandaar de logische vraag: wat moeten we doen om gelukkig te worden?

Tips en goed advies ten overvloede in onze samenleving die bulkt van geluksliteratuur. Toch verschijnt niet in het beantwoorden, maar in het ontmaskeren van die vraag voor mij iets van wat geluk dan is.

Ook Augustinus schreef al dat ‘de wens om gelukkig te zijn fundamenteel is voor de mens. Het is de drijfveer achter al onze daden’. Nieuw is echter, aldus de Franse filosoof Frederic Lenoir, haar huidige individualistische invulling.

Voor filosofen als Aristoteles bestond er geen solitair geluk, maar was dit verbonden met het zoeken naar algemeen welzijn via politiek. En tot de jaren zestig ging de zoektocht naar persoonlijk geluk hand in hand met de inzet om de samenleving te veranderen.

Sinds de massaconsumptie en seksuele revolutie ligt de focus op individueel geluk. En denk dan vooral aan de materiële invulling van geluk, waarmee men zich liefst nog kan onderscheiden van anderen, wat wéér gelukkiger maakt. Een gelukkig leven is een gelukt leven, wat gemeten wordt in succes en shares.

Dit leidt volgens mij op samenlevingsniveau tot een voorwaardelijk medeleven: als het niet je eigen schuld is, dan willen we je helpen. Zo niet, dan sta je er alleen voor. De intolerantie voor ‘wie het niet onder controle heeft’ neemt toe. Dat geldt voor migranten, mensen in armoede en zelfs zieken, want hoelang moeten ‘wij’ nog betalen voor rookverslaafde longkankerpatiënten?

Geluk als project dus, zoals het woord ‘gelukzoekers’ aangeeft. Vandaag houdt het ons zelfs obsessief bezig. Bovendien zoeken we geen gewoon geluk, maar ‘fantastisch’ geluk, zoals Vlaanderens meest bekende psychiater Dirk de Wachter stelt, ‘alsof ons leven een pretpark is waar je de hele tijd in de achtbaan zit’. Maar ook in een pretpark zit je niet steeds in een achtbaan; vaak moet je er lang wachten voor je even kan proeven van dat genotsmoment. Dat is inderdaad ook De Wachters kritiek op onze ongebreidelde zoektocht. Het kan niet altijd ‘leuk’ zijn. ‘Leven is ook lastig, moeilijk, weerbarstig en pijnlijk.’

Als we wat vaker deze lastigheden en moeilijkheden met elkaar zouden delen, zou het ons, paradoxaal genoeg, kunnen helpen wat gelukkiger te zijn. Want als we onze pijn en kwetsbaarheid delen, ontstaat er verbinding, liefde, verbondenheid. Bovendien heeft geluk ook iets te maken met toeval. Ook van dit element waren filosofen zich in de Oudheid al bewust, zoals blijkt uit het Franse woord ‘bonheur’, afgeleid van Latijnse bonum augurium, wat ‘gunstig voorteken of gelukkig lot’ betekent. Geluk is nooit helemaal maakbaar en plooibaar naar onze wensen.

Ten slotte ligt zeker vandaag de nadruk op geluk als een instant gevoel, een liefst heftige emotie. Veel filosofen beschrijven geluk niet zozeer als een emotie, maar als een duurzame toestand, gespreid over de tijd. Volgens Aristoteles kan men bijvoorbeeld pas aan het eind van het leven terugblikkend zeggen of het een gelukkig leven was. Misschien ligt de waarheid in het midden, is het idee van duurzaam geluk wel een goed tegenwicht voor vandaag, om wat over langere periodes te voelen dat we min of meer gelukkig zijn.

Maar paradoxaal genoeg willen we dit geluk in het hier en nu al proeven. Dus misschien is het dan de kunst om door de moeilijkheden en de zwaarte van het leven heen, toch die glimp te blijven zien. Maar is het dan nog geluk, of kunnen we beter spreken over vreugde, zoals de schrijver Henri Nouwen stelde? Vreugde, die verbonden is met het zich onvoorwaardelijk bemind weten door God en beseffen dat ‘niets – geen ziekte, geen mislukking, geen geestelijk lijden, geen onderdrukking, geen oorlog en zelfs de dood niet – je die liefde kan ontnemen.’

Maar ook hier de paradox: ‘Vreugde overkomt ons niet zo maar. Vreugde moeten we kiezen, iedere dag weer, steeds opnieuw.’ Zit er dan toch een kern van waarheid in de geluksliteratuur? Want misschien zijn dankbaarheidsboekjes nog niet zo’n slecht idee en kan het helpen om letterlijk of figuurlijk stil te staan bij redenen tot dankbaarheid, om die vreugde bewuster te laten meetrillen in je leven.

Ellen Van Stichel