“Roeien met de riemen die we zijn”

Jan LaanHet goede leven voor allen. Vanuit dominicaans-theologisch en interreligieus perspectief gaat het DSTS op zoek naar ingrediënten die nodig zijn voor dit leven. In deze serie ‘Het goede leven voor allen’ komen verschillende mensen uit de dominicaanse beweging aan het woord. Wat zijn hun smaakmakers? Dit maal neemt Jan Laan o.p. (1940) het woord. Sinds 1968 is hij werkzaam in het parochiepastoraat en heeft hij ook een aantal jaar gewerkt als arbeidspastor. Nu is hij prior van het dominicanenklooster in Zwolle en bevordert daar het ‘goede leven’. Wat leren zijn ervaringen ons over het goede leven voor allen?

Door: Tanja van Hummel

Wat versta jij onder het goede leven voor allen?
“In de parochie ben je als pastor betrokken bij alles wat mensen meemaken. Het gaat daarbij steeds om het welzijn van mensen. Hoe zij, en ook jezelf, het redden samen. Steeds weer proberen mensen gebeurtenissen die hen overkomen, een plekje te geven en om (toch) iets moois van het leven te maken.

In het arbeidspastoraat zag ik dat duidelijk. Begin 1990 steeg het aantal werklozen.|Zogenaamd ‘improductieve’ banen, zoals conciërges en brugwachters, werden weggesaneerd. Melkert (e.a.) lanceerde toen gesubsidieerde banen (Melkerktbanen en later banenpolers). Met behoud van hun uitkering konden banenpoolers bijvoorbeeld weer als conciërge belangrijke diensten voor een school doen.

Het team arbeidspastores in het bisdom Rotterdam focuste op dit soort werk. En omdat je als arbeidspastor 40% van je tijd concreet ergens hoorde te werken, heb ik gewerkt als straatveger, tunnelwachter in de Maastunnel en als conciërge van de Kunsthal.

Ik trok dus op met straatvegers. O, er werd best veel gemopperd, maar aan het eind van de dag was er de voldoening. De mensen bloeiden op. Ze hadden niet alleen de voldoening van het feit dat de straat weer schoon was. Ze groeiden ook doordat ze wat hen was toevertrouwd tot een goed einde hadden gebracht. Ze begonnen oog te krijgen voor de maatschappelijke waarde van hun werk en ontvingen waardering voor wat ze deden. Bewonderenswaardig was de trouw waarmee mijn collega-straatvegers werkten.

Hierin ligt voor mij wat goed leven is. Goed leven is roeien met de riemen die we zijn. Ieder mens heeft zijn goede en slechte kanten, zijn talenten en zijn zwakheden. Maar we hebben de hoop, de wens, het verlangen om er samen iets goeds van te maken. Het goede vooronderstelt daarom dat we ons eigen en ook andermans mogelijkheden en beperkingen aanvaarden.

Het blijft desondanks wat abstract. Wat het goede precies is, kan ik niet zeggen. Het goede concretiseert zich in een complexe werkelijkheid. Het is de motor die ons aanspoort steeds weer het beste ervan te maken.

Hoe geef jij hier in je eigen leven vorm aan?
“Er zijn zoveel momenten waarop je het ziet. Ik zal me beperken tot één situatie. Begin jaren ’80 werd gevraagd of wij vluchtelingen in huis wilden opnemen. We zeiden ‘ja’ en uiteindelijk vonden velen bij ons onderdak.

Wij boden de vluchtelingen gastvrijheid. Maar we kregen meer van hen, dan dat wij gaven. We kwamen bij elkaar op verhaal. Samen voerden we gesprekken over wat een ‘vrij land’, ‘vrijheid van spreken’ en ‘de politie is je vriend’ betekenen. Zij confronteerden ons met de donkere kanten van het leven. Zo werden we ook zelf aan het denken gezet: wat verstaan wij onder thuis zijn? Wat zijn onze wortels?

Het effect was dat we als communiteit meer inhoud kregen. We waren er niet op uit, maar dit opvangproject heeft ons goedgedaan.”

Hoe zou de samenleving kunnen bijdragen aan het goede leven voor allen?
“Wat in Rotterdam in het klein gebeurde met de straatvegers en de vluchtelingen, zou ook in het groot moeten gebeuren: er moet sprake zijn van een integrale ontwikkeling. Het goede leven strekt zich uit over alle gebieden van het leven.

Inspirerend is de Franse dominicaan Louis-Jozef Lebret o.p. (1897-1966). Hij pleit in zijn laatste boek Suicide ou Survie de l’Occident, Manifeste pour une civilisation solidaire, Développement – révolution solidaire voor een universele solidariteit die nodig is voor de ontwikkeling van het goede leven. Zijn ideeën heeft hij ook concreet gestalte geven in een aantal projecten zoals een vakbond voor kleine vissers langs de kusten van de Atlantische Oceaan en de stichting ‘Economie et Humanisme’. Over zijn inzichten en ideeën wilde ik mijn doctoraal scriptie maken, maar dat is me niet gelukt. Mijn leven als parochiepastor slokte te veel tijd op. Ik deel Lebrets visie dat we het goede leven niet tot een paar facetten van het (samen)leven kunnen beperken. Het ‘goede leven’ ter hand nemen, omvat alle aspecten van ons leven en samenleven.”

Tanja van Hummel is stafmedewerker van het DSTS.
Dit is het laatste interview in de serie “Ingrediënten van het goede leven voor allen”